Ik moet iets bekennen… Al een paar maand zeg ik vóór elke aflevering van De Afspraak wie in de studio zal zitten. Mijn vrouw laat mij dan in de vooravond weten hoe ik heb gescoord, en we houden dat bij. Ik zit aan 68 procent correcte voorspellingen. De Afspraak is het meest voorspelbare programma ooit.
In de jaren 60 kwam de soepboer aan huis. Almaar meer moeders gingen uit werken, en dus was er een gat in de markt. Het systeem was simpel. Onder de brievenbus werd er een houten hokje getimmerd, voor de soepkom én het geld. Als er uit de brievenbus een touwtje met een stokje hing, wist de soepboer dat hij moest stoppen en leveren. En werkelijk niemand dacht er aan dat er misschien wel iemand uit al die hokjes het geld kon halen vóór de soepboer. Het vertrouwen was groot.
Het is één van de kleine dingen die ik nooit ga vergeten. Een Peanuts-strip waarin Charlie Brown, de eeuwige loser, op straat van verschillende mensen zonder enige aanleiding een pak slaag krijgt. Van lieverlee en ten einde raad vraagt Charlie aan iemand die voorbij komt waarom hem dat overkomt. Haar antwoord is: ‘Omdat jij een hoofd hebt dat er echt om vraagt geslagen te worden.’ Ik heb al lang geleden besloten daar niet aan mee te doen: ik sla niet op Charlie Brownen. En dus ook niet op Wouter Beke.
Ik ben één keer uitgestuurd naar oorlogsgebied. Naar Rwanda, in de herfst van 1990. Toen dat land vanuit het grensgebied met Oeganda, werd aangevallen door de ‘rebellen’ van het Front Patriotique Rwandais (FPR), geleid door Paul Kagame. Die dus een jaar of vijf later aan de macht is gekomen. Door de toen nog nauwe band tussen België en zijn ex-kolonies was het op de BRT niet uitzonderlijk dat een Wetstraatjournalist naar Afrika werd gezonden: buitenlandse verslaggeving in ’s lands belang vergde enige binnenlandse politieke ervaring. Het waren nog andere tijden.
Oa maan tante wielekes gâd, ’t woas een kêreke, zeggen ze in Gent. (Voor anderstaligen: als mijn tante wieltjes had gehad, dan was ze een karretje). Het is volkswijsheid om te zeggen dat de gekste veronderstellingen tot de gekste conclusies kunnen leiden, en dat je daar dus mee moet oppassen.
Ik luister geregeld naar Klara. Ik kan mensen die genoeg hebben van het dagelijkse mediagehijg – een toenemende klacht, naar het schijnt – Klara zeer aanbevelen. Leve de hyperbeschaafde vrouwen die ook de moeilijkste namen en termen kunnen uitspreken alsof het om het woord doos ging. Leve de mannen die zich met een zeer licht opgewonden vertwijfeling afvragen of Bach dat nu heeft geschreven voor of na zijn aankomst te Leipzig (in is op Klara een beetje ordinair). Ook als ik die mannen en vrouwen soms in levenden lijve zie, denk ik altijd: het is goed dat er nog mensen bestaan die nooit bezig zijn met eten, drinken, seks, God, geld of andere aardse bezigheden.