De Belgische paradox

Niets is zo gevaarlijk voor het voortbestaan van België als politieke partijen die het Belgische niveau, zoals dat heet, weer op de kaart willen zetten. En het zal de lezer bekend zijn dat ik een Belgische flamingant ben: het einde van België is niet mijn natte droom.

Het is een onvertaalbare wijsheid: quand on chasse le naturel, il revient au galop. En je kan natuurlijk zeggen dat België dat naturel is. Maar ik vrees dat dat niet klopt. Zelfs Karel De Gucht noemt een grote herfederalisering ahistorisch (zie Bleu et belge, mijn Doorbraakbijdrage van vorige week). En hij heeft gelijk. Al wie al lang genoeg de politiek volgt, of wie probeert in de geschiedenis de grote lijnen te zien, kan tot geen andere conclusie komen.

Het is in wezen de vraag die ook de eerste staatshervormende flaminganten heeft beziggehouden. Zo dachten Gaston Eyskens (1905-1988) en voor hem ook Frans Van Cauwelaert (1880-1961) dat taal en cultuur weliswaar alle kans tot bloei moesten krijgen – en vandaar in 1970 de eerste staatshervorming met de zogeheten Culturele Autonomie – maar voor het overige moest er voor hen aan België en aan de staatsstructuur niet worden geraakt. Vlaamse eisen, dachten ze, kunnen worden gerealiseerd door gebruik te maken van de numerieke Vlaamse meerderheid binnen België.

De geschiedenis is anders gelopen. Deels door de volgende Vlaamse generatie politici met onder meer Wilfried Martens die het federalisme wou, en deels door de Waalse Beweging die eigen economische beslissingen wou kunnen nemen – iets wat in Vlaanderen totaal niet aan de orde was.

De ironie wil dat Wallonië in deze zijn zin heeft gekregen, maar met die autonome economische beslissingen weinig of niets heeft aangevangen. Anders dan Vlaanderen dus, dat – hoe pervers kan het toch zijn! – via gebruikmaking van die opgedrongen Waalse eis een economisch succesverhaal is geworden.

Intussen is na 50 jaar culturele autonomie de afstand tussen Nederlandstaligen en Franstaligen alsmaar groter geworden. Omdat – dat is de gang van de wereld – Vlamingen vandaag, ondanks de nog altijd verplichte lessen Frans in ons onderwijs, nog maar weinig voeling hebben met de francofone wereld. De Angelsaksische dominantie is te groot. En aan de andere kant van de taalgrens is de kennis van het Nederlands ook niet significant toegenomen. Het is trouwens niet alleen een kwestie van taal.

Ik heb het voorrecht gehad in de aanloop van de verkiezingen van 2007 voor het VBO debatten te mogen modereren tussen zogeheten zusterpartijen. Dat was ondanks grondige en gedegen voorbereiding, niet echt een succes. Ik herinner mij het gesprek tussen Jo Vandeurzen en Joëlle Milquet: dat was Venus en Mars. Twee werelden. Die mensen hadden in geen jaren meer met elkaar doorgepraat. Nog erger: ze zagen ook geen enkele reden om zo’n gesprek eerlang op te starten. En dat was bij de andere politieke families net zo.  

Ook bij de VRT zijn er verschillende pogingen geweest om via programma’s noord en zuid dichter bij elkaar te brengen. Laat mij mild zijn: ook dat was niet echt een succes… Die programma’s zijn binnen de kortste keren afgevoerd.

Swat. Eyskens en Van Cauwelaert (en in hun spoor ook Tindemans) hebben het pleit verloren; Martens en Dehaene hebben gewonnen. The rest is history, en tegen de zin van de geschiedenis ingaan, weet zelfs Karel De Gucht, is ondoenbaar. Dat er geen fora meer zijn waar noord en zuid elkaar leren kennen en begrijpen, is helaas waar. De hoop dat die ooit nog terugkeren is.. ahistorisch.

Toch zie je én groenen én liberalen die Belgische kaart trekken. Waarbij voor een komende regering zelfs de voorbereiding van een staatshervorming in 2024 (!) als overbodige ballast wordt weggezet. Dat er een gigantisch efficiëntieprobleem is, mede veroorzaakt door een hyper-complicerende zesde staatshervorming – politoloog Lorenzo Terrière signaleerde op Doorbraak dat in het Vlinderakkoord behalve, tenzij en uitgezonderd de meest voorkomende woorden zijn? Passons dus.

Dat onze Franstalige vrienden al eens meer de neiging hebben om als het hun uitkomt én afspraken én zelfs wetten opzij te zetten – denk aan de numerus clausus voor geneeskundestudenten of de taalwetten in de Brusselse administraties? Passons !

Wat telt, zeggen groenen en vele liberalen, is een stevig progressief regeerprogramma. Met weglating, neem ik aan, van ethische kwesties als abortus en euthanasie – een eis van de (in de Vivaldi-coalitie noodzakelijke) christen-democraten. Wat per exclusionem neerkomt op een sociaal-economisch eerder als links te catalogiseren programma. Overigens een volstrekt normaal gevolg van het overwicht van én socialisten, én groenen, én (een belangrijk deel van de) christen-democraten.

Dat is overigens voor Wallonië en Brussel niets meer of minder dan de weerspiegeling van de politieke werkelijkheid. Voor Vlaanderen is dat anders. Dat is zo anders… dat er wel eens communautaire problemen van zouden kunnen komen. Want je hoeft geen marxist te zijn om te zien dat altijd en overal de economische onderbouw de sociale, culturele en breed-maatschappelijke bovenbouw bepaalt.

En dus zou in deze nooit geziene crisistijden wel eens veel sneller dan normaal (?) het besef kunnen groeien dat de door de meeste Vlamingen aanvaarde redelijke financiële solidariteit tussen noord en zuid totaal wordt ondermijnd door het zuiden dat alsmaar meer federaal geld wil, maar tegelijk elke financiële verantwoordelijkheid afwijst. Idem voor Brussel, waar men zich de moeite van een begrotingsopmaak heeft bespaard: er is op dat niveau toch geen Europese controle… Als daar bovenop ook nog eens het besef groeit dat dat federaal geld al jaren voor bijna 80% wordt verdiend door… Als daar bovenop iemand in de Vlaamse hoofden kan steken  dat we bij toepassing van het zuiders beleid een stuk van die welvaart zijn kwijtgeraakt… Dat is – godverhoede maar het is niet anders - een regelrechte bom.

Anders gezegd: de tegenstelling tussen sociaal-economische politiek en communautaire politiek bestaat niet. Hooguit gaat het over een schijnbare tegenstelling. Maar het is hét kenmerk van de paradox dat zodra je die begrijpt, de tegenstelling ophoudt te bestaan. Wie dus zegt dat we gerust verder kunnen zonder communautaire verandering, maakt een fatale vergissing. Ook dat – komaan Opa, laat je nog eens gaan ! - is een les van de geschiedenis: in de jaren 70 hebben de Waalse socialisten – jaja, toen waren dat die hard regionalisten - heel lang geweigerd over sociaal-economische hervormingen te spreken als er geen serieuze staatshervorming kwam. Daar hebben we met zijn allen jarenlang letterlijk een zware prijs voor betaald. We hebben daardoor te laat onze economie aangepast aan het post-oliecrisis-tijdperk.

Zouden we nu echt nooit leren uit de fouten uit het verleden? Of bestaat er naast een Belgische paradox ook een Belgische erfzonde?

Doorbraak 25 augustus 2020


Eerder

Leve de werkelijkheid

Het was een opvallend moment. Geert Wilders in debat met Rob Jetten, boegbeeld van het links-liberale D66. Wilders heeft nagetrokken dat Jetten, minister van Klimaat in het demissionaire kabinet Ru...

Lees het hele artikel

Nieuw Sociaal Contract

Ik heb het vele keren gedaan voor de VRT: verkiezingsprogramma’s maken. Het eerste was de vinger op de zere plek leggen, proberen te bepalen waar de verkiezingen over gingen. Wanneer je dat doorhad...

Lees het hele artikel

Een uphill battle

Het is zo ver: Doorbraak zit al een kleine week in een nieuw jasje. Er is een vaste ploeg die beslagen op het ijs staat, er zijn ook nieuwe mensen die voor Doorbraak schrijven. Het is tijd voor de ...

Lees het hele artikel

Raar, en het doet zeer

Ik kreeg het van jongs af aan ingelepeld. Toen ik nog maar nauwelijks kon lezen zag ik het in verschillende talen op de toren staan: Nooit meer oorlog. Het is lange jaren meegegaan. Het werd een L...

Lees het hele artikel