De kracht van traditie

Hij is gestorven op zijn zesentachtigste. Vader van een zeer trouwe vriend. Een historicus, vele jaren lang leraar geschiedenis. Een levende encyclopedie, een weetjesboek ook. Toen ik hem de allereerste keer ontmoette, dronken we een glaasje bubbels. Hij zei – helemaal terloops – dat het Verdrag van Versailles van 1919 ook over champagne ging. Want, zei hij, de wereldvrede is zeer belangrijk, maar champagne ook.

Ik ben er niet op ingegaan, want ik geloofde het maar half. Maar heb het toch maar opgezocht. En inderdaad. Artikel 275 van dat vredesverdrag gaat over de Duitse verplichting om de naambescherming van regionale wijn te respecteren. De streek rond Reims was toen zwaar gehavend door het oorlogsgeweld, las ik, en de vrees bestond dat Duitsland in geen tijd Duitse champagne zou gaan produceren. Vandaar artikel 275. Bijgevolg bestaat er ook vandaag nog altijd geen Italiaanse, Zuid-Afrikaanse, Vlaamse of Oostenrijkse champagne. Of anders geformuleerd: die bestaat wel, maar mag niet zo heten.

Bij onze laatste ontmoeting kwam ik erop terug. Vroeg hoe het kwam dat je in Amerika wel California Champagne vindt. De Amerikanen hebben het verdrag van Versailles toch getekend? Maar ze hebben het nooit geratificeerd, zei hij. Geschiedenisleraren die ongeveer alles weten zijn van een niet te schatten belang.

Op zijn begrafenis zei zijn zoon dat hij in zijn laatste maanden een vast antwoord had op de vraag hoe het ermee ging. Elke dag een beetje slechter, zei hij. Zijn inzicht betrof dus niet alleen het verleden.

Hij is begraven zoals mocht worden verwacht. In grote schoonheid. In het Vlaams-Brabantse dorp waar hij jarenlang had gewoond. Waar anders? Hij was, zoals men dat tegenwoordig zegt, nog gelovig. Alsof het einde van de geschiedenis effectief voor morgen, uiterlijk overmorgen is.

In een kleine zandstenen kruiskerk. Als die half gevuld is, is ze helemaal vol. In de andere helft zie je een bescheiden kooromgang, en een ietwat barok altaar. Met in goud en gepast belicht helemaal bovenaan INRI: Iesus Nazareus Rex Iudaeorum. De boodschap van Pilatus aan de joden: ik ben de baas, niemand anders.

Op de kruising van de twee kerkhelften hangt aan onzichtbare draden een groot, klassiek, goed belicht kruisbeeld: een gruwelijk marteltuig, de pijnlijkste dood, het bekendste symbool ter wereld. Wreedheid, schoonheid en kracht in twee stukken hout. Ook hoog opgehangen: de tekst van het Onze Vader. Dat zal later dienen als autocue.

Het Requiem klinkt als de kist naar voren wordt gebracht. Ik zing stilletjes mee; ik kan het niet laten. Het is te mooi om bij te zwijgen. De kleinkinderen steken de kaarsen aan. Een priester gaat voor – ik kan het niet zien, maar ik vermoed dat hij zomer en winter sandalen draagt, en een kruis van spijkers aan een leren bandje. Een andere, oudere priester zit op een stoel achter het altaar, opvallend veel met zijn hoofd in zijn handen.

Maar als hij spreekt is hij een ander mens. Helder, levendig, in het betere Nederlands ook. De mensen luisteren; de meesten zijn al ongelovig. In mijn buurt zie ik wel dat ze bij ongeveer elke zin knikken. Het is een vakman, zonder twijfel ooit leraar geweest, een voortreffelijke. Hij heeft de overledene goed gekend, zo blijkt. Ook hij kent zijn klassieken.

De parabel van de zaaier. Over het zaad dat niet alleen in vruchtbare grond valt, maar ook op de weg, of op de rotsen, of tussen de distels. Het wordt ter plekke geen verhaal over echt en vals, het gaat over het aanvaarden van diversiteit zonder dat woord ook maar één keer uit te spreken. Iedereen begrijpt het.

En nog een klassieker. Augustinus’ Ween niet. Ik ben maar aan de andere kant. Het is een warm bad, zo blijkt. En mooie woorden mogen meer keren worden uitgesproken. Droog je tranen, en ween niet, als je van me houdt is het leidmotief. De priester ziet er dertig jaar jonger uit.

En hij spreekt natuurlijk ook Latijn. Maar niet teveel. Requiescat in pace, een keer of drie. De vrede kan nooit echter en blijvender zijn dan in de ablatief.

We krijgen een herinneringskaart bij de offergang. Met foto’s. Ook van de leraar in de klas. In pak, en met een das. Op al die foto’s valt op wat voor grote handen hij heeft. Hij had die allicht nodig om voor zijn leerlingen de wereld te vatten.

Na het In paradisum – de snelste weg is en blijft de accusatief van richting – gaan we mee naar het kerkhof. Eerst tussen een paar grauwe huizen, maar we zijn heel snel werkelijk buiten. In de weide lopen paarden met de stoet mee. Uit gewoonte. Een ex-collega merkt op dat wat we meemaken als in een film is. Hij heeft gelijk. Een film die ik ken, al eerder heb gezien, maar ik blijf hem wel overweldigend vinden.

Het einde is de koffietafel in De Kring. Als we binnenkomen krijgen we een glaasje bubbels. Ik neem er twee.

Doorbraak, 29 augustus 2023


Eerder

De VRT mag zwijgen

Een van de dingen die ik door de jaren heen heb geleerd is dat er in de politiek over waardigheid wordt gesproken als er geen andere argumenten overblijven. Waardigheid is de tweelingzus van populi...

Lees het hele artikel

Ampe vs de Macht

Het is vaak simpel. Er is een Stemtest van de Vlaamse openbare omroep maar die blijkt beperkt tot the powers that be. In een samenleving als de onze moet je dat dan uitgelegd krijgen. Zeker als bli...

Lees het hele artikel

De Tafel van Gert

Journalisten zijn slechte verliezers. Als elk medium hetzelfde interview wil en één omroep gaat ermee lopen, dan wordt fair play opgegeven en spelen alleen corporatisme en eigenbelang. Journalistie...

Lees het hele artikel

Arme Melissa

Met Conner wonnen we aanhang; zonder Conner verloren we er. En dus moet het weer over Conner gaan. Want zolang we het over Conner hebben, kunnen we zwijgen over de begroting en de staatsschuld. Het...

Lees het hele artikel