Geilaard, buiten!

Het moet 1966 geweest zijn. Ik was dertien. Zat in het tweede jaar Latijn-Griekse. Een kleine helft van onze leraren was priester. Niet meer in soutane, maar in clergy: een gewoon zwart of donkergrijs pak, wel met Romeinse boord. Een gevolg van het Vaticaans Concilie.

Dat Concilie liet ruimte voor liturgische experimenten. Alleen de eigenlijke eucharistie – voor de ketters: het gebed bij de transsubstantiatie, de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed - moet nog in het Latijn. Qui, pridie quam pateretur, accepit panem in sanctas ac venerabiles manus suas. Zit nog altijd in mijn geheugen.

Wat ik ook nog weet is dat we verondersteld werden geregeld te biechten. Maar, zei men, dat moet niet langer in die aftandse, achterhaalde, donkere biechtstoelen. Gewoon van man tot man, zonder meer; dat gaat ook. Dat is veel echter, zei men. En aldus geschiedde.

Ik had wel een priester gekozen van wie ik geen les kreeg. Uit – denk ik nu – aangeboren voorzichtigheid. Je moest die dan een briefje schrijven met altijd dezelfde formule: Eerwaarde Vader, ik begeer te biechten. En je kreeg altijd snel antwoord. Morgen, om één uur, op mijn kamer. Het is mijn (gelukkig) kleine Godvergeten.

Ik sta in de altijd naar boenwas geurende gang, klop aan, en het kom binnen volgt meteen. De man staat in zijn onderhemd, een marcelleke. Ik zie dat, schrik, mompel excuses en draai me om. Nee, nee, zegt hij. Zet u maar in de zetel, ik kom. Er hangt een geur van eau de cologne.

Als hij op de bank naast mij zit, nog altijd in marcelleke, begin ik met de vaste formules en som mijn zonden op. Ik neem aan zoals bij iedereen: vooral verzinsels. Bedachte zonden. Wat moet je anders zeggen?

Midden in die opsomming komt hij iets dichter bij me zitten en vraagt of ik 'al iets gevoeld heb'. Ik weet echt niet waarover hij het heeft. Ik ga door met mijn zonden. Maar hij onderbreekt meteen. 'Ik vroeg of ge al iets gevoeld hebt?!' Luider dan bij de biecht gebruikelijk is. Ik antwoord naar waarheid: neen. De man wordt rood, begint ook licht te zweten. Hij zegt dat ik eens goed moet nadenken, en dat ik eerlijk moet zijn. Hebt ge al iets gevoeld? Nu wel heel luid. Ik zwijg, weet niet wat ik moet zeggen.

Maar na hooguit vijf seconden schiet hij overeind, hij is zichtbaar razend kwaad, en roept: 'Geilaard, buiten!' Ik snel de kamer uit.

Terug op de gang, voel ik mijn hart kloppen. En – ik zweer dat het waar is – mijn eerste gedachte is dat ik geen absolutie, geen vergeving van zonden heb gekregen. Maar er komt een andere priester voorbij, vraagt wat ik daar doe in die gang. Ik antwoord: biechtviering bij eerwaarde heer V. Hij knikt, zegt dat het goed is dat we niet meer in de biechtstoel kruipen.

Ik had nog niets gevoeld. En ik wist ook niet wat geilaard betekende. Erger nog, ik weet niet eens of geil met een g is dan wel met een h. Ik ben een Oost-Vlaming. Nog erger: ik weet ook niet of dat met een lange ij of een korte ei is. Ik moet dat opzoeken.

Ik zwijg. Overal. In de klas, op de speelplaats, thuis. Ik neem wel de van Dale. Hijl bestaat niet. Gijl wel, maar dat kan het niet zijn (het is iets met bier). Heil ken ik, maar bij een heilaard kan ik mij niets voorstellen. En dan is er dus geil. In de van Dale van toen lees ik: de vleselijke lusten opwekkende. Ik weet eigenlijk niet waarover dat gaat, maar ik weet wel dat ik daar maar beter over kan zwijgen.

Eén jaar later weet ik meer, veel meer. In de godsdienstles gaat het over zelfbevlekking en hoe kwalijk dat is. Niet alleen is het een doodzonde, het is ook levensgevaarlijk. Tast het ruggenmerg aan, zegt de priester. Bewijs? Nietzsche. Hij vond zelfbevlekking aanvaardbaar, en is totaal waanzinnig gestorven. Het angstzweet breekt ons uit.

Dezelfde man zegt korte tijd later ook nog dat voor hem een naakte vrouw als een baksteen is; dat zegt hem niets. Ik zit op de eerste rij en zeg net iets te hoorbaar: 'Dan zijt ge ziek.' Ik krijg een pak rammel. Vanaf dan let ik op mijn woorden.

Ook als ik vijfentwintig jaar later de overlijdensberichten lees. Dat doe ik al sinds mijn twintigste. Ik lees ze altijd allemaal. Nog altijd trouwens. Je leert eruit dat families netwerken zijn.

Ik zie dat het de Heer heeft behaagd (zo staat het er) tot zich te roepen de ziel van zijn trouwe dienaar, Eerwaarde Heer F.V. En ik denk: geilaard. Hij is niet oud geworden: net geen zestig. Ze hebben je dus te pakken gekregen, denk ik.

En ik ben dat niet gaan biechten.

Doorbraak, 12 september 2023


Eerder

De VRT mag zwijgen

Een van de dingen die ik door de jaren heen heb geleerd is dat er in de politiek over waardigheid wordt gesproken als er geen andere argumenten overblijven. Waardigheid is de tweelingzus van populi...

Lees het hele artikel

Ampe vs de Macht

Het is vaak simpel. Er is een Stemtest van de Vlaamse openbare omroep maar die blijkt beperkt tot the powers that be. In een samenleving als de onze moet je dat dan uitgelegd krijgen. Zeker als bli...

Lees het hele artikel

De Tafel van Gert

Journalisten zijn slechte verliezers. Als elk medium hetzelfde interview wil en één omroep gaat ermee lopen, dan wordt fair play opgegeven en spelen alleen corporatisme en eigenbelang. Journalistie...

Lees het hele artikel

Arme Melissa

Met Conner wonnen we aanhang; zonder Conner verloren we er. En dus moet het weer over Conner gaan. Want zolang we het over Conner hebben, kunnen we zwijgen over de begroting en de staatsschuld. Het...

Lees het hele artikel