Meer Demir

In haar Genkse cité, de woonwijk voor de mijnwerkers, krioelde het van de kinderen. Vele talen werden er dooreen gesproken. Maar er was maar één bal. Als ik die in handen kreeg, vertelde ze, dan hield ik die zo lang mogelijk bij me, want het kon lang duren voor ik hem nog eens had. Ik heb er leren vechten. Zuhal Demir, ten voeten uit.

In diezelfde cité speelde één iemand voor de mijnwerkersvrouwen een cruciale rol: zuster Bertha. Ze leerde de vrouwen pannenkoeken bakken. Integratie kan ook simpel. Ze zei ook dat er voor de kinderen niets zo belangrijk was als naar school gaan. Te beginnen met de kleuterschool, waar Zu voor de allereerste keer Nederlands hoorde. In het begin weet je niet wat je overkomt, vertelde ze, je voelt je ook verschrikkelijk alleen, maar dat went snel. Met de broers en de zussen – ze is de middelste van vijf - spraken we in geen tijd altijd Nederlands; met onze ouders bleef dat Turks en Koerdisch. Zuhal Demir.

Ik heb haar leren kennen toen we in 2010 beiden de eed hadden afgelegd als Kamerleden. Onze kantoren, in een verre, wat schamele uithoek van het parlementsgebouw, lagen naast elkaar. En we deelden binnen de N-VA ook het buitenstaandersprofiel: we waren geen traditionele Vlaamsnationalisten.

Demir maakte vrij snel kennis met één van de basiswetten van de politiek: een partij is geen vriendenclub[1]. De lijstvorming in de stad Antwerpen heeft voor Demir in 2012 veel weg van de Genkse cité: er is maar één bal, en die is exclusief voor Liesbeth Homans.

Toen ik later Kamervoorzitter werd, stormde Demir om de haverklap mijn kantoor binnen, met meestal hetzelfde verhaal: hoe het haar allemaal veel te traag ging in de politiek, hoe er vaak zonder zinnige reden vanuit de coalitiepartners werd tegengewrongen. Hoe weinig efficiënt het allemaal was.

Grappig was de dag dat ze weer eens binnenviel, al van aan de deur haar verhaal begon, maar pas na tien seconden zag dat ik al een bezoeker had: prins Laurent. ‘Ah,’ zei ze, ‘meneer de prins! Hoe gaat het met u?’ Waarna ze zonder het antwoord af te wachten, wel vijf vragen tegelijk stelde over hoe het was om prins te zijn. En of hij nog een beetje overeenkwam met zijn broer. Zuhal Demir.

Het is die Zuhal Demir, intussen Limburgs kopstuk en minister, die keer op keer of een ongeleid projectiel of een hemelbestormer wordt genoemd. Dat is de Wetstraat: clichés worden er met het grootste gemak en zonder veel kijken overgenomen. Wetstraatwaarnemers nemen vooral de andere waarnemers waar.

Wie écht goed toeziet merkt dat het Zuhal Demir is die – oef ! – ervoor zorgt dat het Vlaamse beleid meer kleur krijgt en meer kan zijn dan het organiseren van hyperbemoeizuchtige administratie of het uitdelen van subsidies voor vaak dubieuze projecten.

In het weekeinde zegt Demir in De Tijd dat Vlaanderen ziek is aan cheques en subsidies. Oef! Eindelijk! Ze vraagt zich ook openlijk af of al die uitgedeelde centen nuttig besteed zijn. Het blijkt een retorische vraag.

Zo heeft Vlaanderen blijkbaar een overaanbod aan buitenschoolse opleidingen van allerlei soort, maar tegelijk doen we daar bij vergelijking veel minder mee dan in onze buurlanden. Net zoals we ook een overaanbod hebben aan allerlei soorten opleidingsverlof. Net zoals we bijna twee keer meer langdurig ziek zijn dan in onze buurlanden.

Dat beleidsverantwoordelijken zich daarover vragen stellen én ook conclusies durven trekken is wat je van beleidsverantwoordelijken normaal kan verwachten. Hemelbestormend is dat beslist niet. Integendeel eigenlijk.

Want wie heeft ooit beslist dat als de VDAB iemand oproept omdat er een baan is, dat je dan drie keer die oproep mag negeren? Wie heeft ooit beslist dat je bij de VDAB negen maand lang aangeboden werk mag weigeren, en dat je pas dan kan worden gesanctioneerd? Hoe normaal is het dat een werkzoekende aan een werkgever laat weten dat hij alleen maar schijnsolliciteert, kwestie van de uitkering te behouden? En dat die werkgever dan maar zwijgt?

Demir eist dat de VDAB alert is, dat er meer arbeidsbemiddeling is en minder ‘waterhoofdstructuur’. Wie is daar tegen? Moet men zich niet eerder afvragen hoe het komt dat het ooit zo ver is kunnen komen, dat we zo fors zijn afgegleden? Is het niet normaal dat wie bijvoorbeeld een vreemde taal wil leren of een kook- of pottenbakkerscursus wil volgen of een opleiding tot theesommelier, daar zelf ook voor betaalt? Of in elk geval meer betaalt dan anderhalve euro per uur - een tarief dat overigens al tien jaar lang hetzelfde is? Hoe schandelijk is het dat dat voortaan vier euro gaat kosten? Terwijl tegelijk een opleiding naar een knelpuntberoep goedkoper wordt of zelfs helemaal gratis. Is dat geen kwestie van kiezen tussen hoofd- en bijzaak?

Als blijkt dat een derde van de werkzoekenden onze taal niet spreekt, is het dan niet normaal dat Nederlands leren verplicht wordt? En dat daar strikt wordt op toegezien?

Stukjesschrijvers moeten zuinig zijn met lof. Ik probeer, elke week. Maar soms blijkt de werkelijkheid sterker dan de clichés. Geef ons dus maar meer hemelbestormers en ongeleide projectielen. Meer Demir.

Doorbraak, 03 juni 2025

[1] Wijlen Jan Verroken (CVP) heeft ooit politieke aforismen gepubliceerd. Een ervan gaat over de trappen van vergelijking van het woord vijand: vijand, aartsvijand, politieke vriend.

 


Eerder

Typisch liberaal

Midden volgende maand houdt de Open VLD haar zogeheten Ideeënfestival. Al zal dat festival na het ontslag van Eva De Bleeker, maar om één idee draaien: wie wordt partijvoorzitter? En wie staat aan ...

Lees het hele artikel

De gesel der weldenkenden

Midden in de coronacrisis was hij de enige politicus van formaat die het aandurfde te zeggen dat Grootviroloog Van Ranst te veel rollen tegelijk speelde: expert, beslisser, commentator, criticaster...

Lees het hele artikel

Dalila Hermans is een verdienmodel

Astrid Elbers heeft op Doorbraak de nagel op de kop geslagen: Dalilla Hermans heeft er geen idee van wat het is om gediscrimineerd te worden. En voor alle duidelijkheid: daar kan ze ook niets aan d...

Lees het hele artikel

Het autisme van de politiek

In de toen uitgestrekte bossen van Zuid-Frankrijk is op het einde van de 18de eeuw een jongen gevonden die totaal verwilderd was. Het kind, naar schatting een jaar of twaalf oud, sprak niet, was na...

Lees het hele artikel