O rijke roomse weemoed

Leo XIV is in mijn leven de achtste paus. Pius XII stierf toen ik vijf was, bij de dood van zijn opvolger, Johannes XXIII, was ik tien. Ik herinner me wel beelden van Pius en Johannes, maar het is pas vanaf Paulus VI dat ik de heersers van het Vaticaan goed heb gevolgd.

Paulus VI was de laatste paus die nog kerkvorst werd genoemd. De laatste die op een draagstoel de Sint-Pietersbasiliek werd binnengebracht. De laatste die werd gekroond met de tiara. Ik herinner mij dat Paulus’ tiara niet de klassieke zware gouden kroon was met een overvloed aan diamanten. De tiara van Paulus was van zilver, met maar hier en daar een diamant. Later zou Paulus die tiara trouwens verkopen ten bate van de Derde Wereld.

Al die weetjes van lang geleden heb ik te danken aan Julien Peeters, de verslaggever in Rome van de BRT. Ik heb ademloos naar hem gekeken en geluisterd. Ik heb de juiste woorden van hem geleerd: nooit sprak Julien over mensen op het Sint-Pietersplein, altijd had hij het over de duizendkoppige menigte die werd toegesproken door de Heilige Vader, de baas van Onze Moeder de Heilige Kerk. Peeters – ik leerde hem later kennen bij de omroep: toen hij met pensioen ging, woonde hij nog altijd bij zijn moeder – ging er van uit dat heel Vlaanderen katholiek was. Dat was in die tijd niet geheel onwaar.

Ik prijs me gelukkig dat ik het rijke Roomse leven nog net heb kunnen meemaken. Tegen het einde van mijn humaniora was dat helemaal weg. Mijn grootvader had er niettemin voor gewaarschuwd: ’t geluef es noar de klueten, manneken; hij zei het elke dag.

Ik ging naar een gemeenteschool, maar die was de facto katholiek. In het vijfde en zesde leerjaar ging iedereen naar de leringhe, naar de voorbereiding op de Plechtige Communie, gegeven door de onderpastoors. In een dorp van tienduizend mensen had je een pastoor en twee onderpastoors. De leringhe begon ’s ochtends met de mis van half acht, en dan kwam de godsdienstles. Die duurde tot een uur of negen, wanneer de school al begonnen was, maar dat was geen probleem.  

Wie goed leerde mocht misdienaar worden, en ook die opdracht kreeg te allen tijde voorrang op de school. Als er een begrafenis was bijvoorbeeld. Of een berechting, het toedienen van het Heilig Oliesel.

Ook die woorden zijn verdwenen. Als jongetje van een jaar of tien moest je dan mee met een priester naar iemand die op sterven lag. We betraden het huis door de voordeur; die was vaak jarenlang voor niemand opengedaan. In de gang zaten meestal alleen vrouwen, met paternosters in hun handen. Ik hoor nog hun klagerige Voader Ons, die in den Hemelen zijt…, een wonderbaarlijke vermenging van Vlaams en Latijn.

Bij de stervende zelf kwamen de priester en zijn twee misdienaars binnen, maar de misdienaars moesten altijd meteen weer weg, wachten voor de deur: er moest worden gebiecht. Maar zo goed als altijd mochten we na tien-twintig seconden weer binnen. Voor de zalving en de zegening. Ik zie die mensen nog liggen, vaak letterlijk krom gewerkt. Wie daar vandaag tienjarigen bij betrekt, krijgt geheid een proces over misbruik en grensoverschrijdend gedrag aan zijn broek.

Daarna kwam het college. Een kleine helft van de leraars was priester. Ik kwam er terecht bij de gregorianen van de Schola Cantorum Gandavensis, zeg maar de elitetroepen van het Gentse kathedraalkoor. We zongen ongeveer alle diensten, oefenden minimaal twee uur per dag. Qui bene cantat bis orat, wie goed zingt bidt twee keer, hing er boven de deur van het repetitielokaal. Een ijzeren regime, maar ik heb er veel geleerd, heb er zeer van genoten. In Rome mochten we zelfs voor de paus zingen. Paulus VI sprak ons toe alsof hij de duizendkoppige menigte toesprak. ‘Vous chantez,’ zei hij, ‘parce que vous aimez le Christ.’

Aan dat alles heb ik – intussen tot mijn droefenis atheïst – een overrompelend gevoel voor religie overgehouden. Paus heb ik nooit willen worden, maar ik heb er wel jarenlang van gedroomd om de man te mogen zijn die op het balkon van de Sint-Pietersbasiliek mag zeggen: ‘Annuntio vobis gaudium magnum; habemus Papam.’

Om de schoonheid en de spanning nog groter te maken volgen de woorden: ‘Eminentissimum ac Reverendissimum Dominum Sanctae Romanae Ecclesiae Cardinalem.’ En pas dan komt de naam. En omdat de paus de enige mens op aarde is die zelf zijn naam mag kiezen ook nog: ‘Qui sibi nomen imposuit…’ En dan de naam en het cijfer, alweer in een heerlijke accusatief: ‘Leonem Decimum Quartum.’

In dat verband zal ik nooit de aankondiging vergeten van Benedictus XVI. Dat was in 2005. In Rome verliep die feilloos, zoals het hoort. Maar bij de VRT zat er iemand in de commentaarcabine die goed Italiaans sprak, maar kennelijk weinig Kerklatijn. Hij vertaalde ‘Benedictum Decimum Sextum’ als ‘de gezegende Decimus de Zesde’. Ook ik dacht toen: ’t geluef es noar de klueten.

En dat terwijl ik de week voordien aan de verzamelde Terzake-redactie had uitgelegd wat het verschil was tussen een rozenhoedje en een rozenkrans. En ik had ook de kleine Gloria voorgezongen. En op het verschil gewezen met de grote Gloria. (Etienne Vermeersch zou nu gezegd hebben: als je niet weet waarover ik het heb, zoek het op!) 

O weemoed waarmee ik weer van de Romeinse traditie heb genoten! Van de pracht en de praal, van de Latijnse vervoegingen en verbuigingen, van het mooiste kardinaalrood en het wit dat altijd schoon is, van de vreugde van de duizendkoppige menigte.

Maar ook schrok ik. De nieuwe paus stond op het balkon en keek alleen maar toe. Als wou hij zeggen: zij hebben mij verkozen, ik kan er ook niets aan doen, zie mij hier nu staan. Wat een verschil overigens met Franciscus en zijn onvergetelijke Buona sera.         

Misschien overdrijf ik. Omdat Papa Leone als eerste paus jonger is dan ik. Così è la vita.

Doorbraak, 13 mei 2025


Eerder

Typisch liberaal

Midden volgende maand houdt de Open VLD haar zogeheten Ideeënfestival. Al zal dat festival na het ontslag van Eva De Bleeker, maar om één idee draaien: wie wordt partijvoorzitter? En wie staat aan ...

Lees het hele artikel

De gesel der weldenkenden

Midden in de coronacrisis was hij de enige politicus van formaat die het aandurfde te zeggen dat Grootviroloog Van Ranst te veel rollen tegelijk speelde: expert, beslisser, commentator, criticaster...

Lees het hele artikel

Dalila Hermans is een verdienmodel

Astrid Elbers heeft op Doorbraak de nagel op de kop geslagen: Dalilla Hermans heeft er geen idee van wat het is om gediscrimineerd te worden. En voor alle duidelijkheid: daar kan ze ook niets aan d...

Lees het hele artikel

Het autisme van de politiek

In de toen uitgestrekte bossen van Zuid-Frankrijk is op het einde van de 18de eeuw een jongen gevonden die totaal verwilderd was. Het kind, naar schatting een jaar of twaalf oud, sprak niet, was na...

Lees het hele artikel