Roken en brevieren

Als je tijdens de les door het raam keek zag je priester-leraars – in mijn tijd nog ruimschoots voorradig - over een lege speelplaats wandelen, terwijl ze in hun brevier lazen. Ze moesten. Het was een verplichting voor geestelijken dagelijks in hun gebedenboek te lezen. Het werkwoord brevieren. Ze vertelden daar ook over. Hoe net die verplichting hen bevrijdde van de gewone kommer en kwel. Een dagelijks zen-moment.

Later, in de Germaanse, lazen we bij Gezelle ‘Als zorgen mijn herte verslinden, als moeheid van 's werelds getier; dan zoeke ik weêrom den beminden, dan grijpe ik den ouden brevier’. Ik kende dat dus. ‘Dat gaat eigenlijk over de functionaliteit van literatuur,’ zei professor Van Elslander.

Er waren, vernamen we ook in het college, voor dat brevieren reglementen; zoals altijd bij onze Moeder de Heilige Kerk. Zo was roken tijdens het brevieren verboden. Veel van die pastoors rookten altijd, ook als ze lesgaven; dat mocht toen. En al brevierend rookten ze ook. Want roken tijdens het brevieren was inderdaad verboden, maar, zeiden ze, de Kerk heeft brevieren tijdens het roken nooit verboden...

We vonden dat een goedgevonden, geestige en handige tournure. Maar iedereen begreep dat – in grammaticale termen – de vervanging van de nevenschikking door een onderschikking au fond een handigheidje was om recht te praten wat krom was. Uitleg is maakbaar; voor de werkelijkheid zelf geldt dat veel minder. Het was een niet te versmaden leermoment.

Je kreeg de gedachtesprong en ook datgene waartoe die moest dienen, en net daardoor ontwikkelde je kritische zin. Na jarenlange blootstelling aan die eindeloze trukendoos, ontwikkelde je een soort groepsimmuniteit tegen tsjeventruken. Ook tegen de goddeloze varianten ervan. Die laatste zijn bezig aan een niet te stuiten opgang.

Als filosoof Patrick Loobuyck – die misschien niet toevallig eerst theologie heeft gestudeerd – vindt  dat ook Filip Dewinter recht heeft op vrije meningsuiting, maar dat een universiteit desondanks zijn uitingsvrijheid mag beperken, dan voert me dat vrijwel naadloos terug naar mijn rokende en brevierende leraren. Slim bedacht, maar het blijft krom.

Het uitgangspunt is overigens altijd hetzelfde: er is enerzijds een heilige en onaantastbare regel of waarheid, en er is anderzijds de praktijk en de vraag om iets te vinden om die waarheid te ontlopen. In dit geval treedt dus de E.H. Loobuyck op als de behoeder van een academia waar geen onvertogen woord kan of mag vallen. Waar vloeken in de kerk eindelijk weer een doodzonde is. Waar studenten worden beschermd tegen kwetsende meningen, als waren die een fysiek gevaar.

Als Vincent Van Quickenborne – die misschien niet toevallig op een jezuïetencollege heeft gezeten –  zaterdagochtend op de radio wordt geïnterviewd over de terreuraanslag van donderdagavond, en op de vraag of er iets is misgegaan in de communicatie tussen het ziekenhuis en politie of justitie antwoordt dat dit wordt onderzocht, dan is dat een redelijk antwoord.

Maar als hem daarna gevraagd wordt hoe die communicatie eigenlijk is geregeld, en hij antwoordt dat hij daar pas iets kan over zeggen als hij de resultaten van het onderzoek heeft, dan draait de minister de volgorde om. Opnieuw trekt dan een autoriteit boven zijn brevier aan een sigaartje. Het onderzoek toetst altijd de feiten aan de regels; de regels worden, laten we hopen, nooit a posteriori aangepast aan de feiten. De dienstdoende interviewer hoort dat niet en stelt de volgende vraag.

Als Vincent Van Quickenborne – die misschien niet toevallig in Leuven primus in de rechten was – zaterdagavond in Het Journaal de vraag krijgt of hij politiek verantwoordelijk is voor wat er is gebeurd, antwoordt hij dat wat er is gebeurd heel erg is en dat hij de verontwaardiging helemaal begrijpt. Dat is roken noch brevieren. Volgende vraag. (Net als politici werken journalisten gewoonlijk fiches af; de interviewcultuur in dit land zou er sterk op vooruitgaan als ze af en toe eens naar de antwoorden luisterden.)

Ik zie geen brevierende priesters meer. En dat roken is ook bijna verdwenen. Wat overgebleven is, zijn metaforische rokende priesters. En gewoon boerenverstand. Het is niet verboden dat laatste te gebruiken.

Wat de politievakbonden zeggen over geweld tegen politiemensen komt van geen kanten overeen met wat de minister zegt. Dat is eenvoudig na te gaan.

Overduidelijk is ook het feit dat justitie dit keer binnen de 24 uur klaar is met het onderzoek; normaal duurt dat daar jaren. En wat ook de luie journalist kan zien is dat de gemakzuchtige uitleg – alle procedures zijn gevolgd! – niet voor het eerst op gespannen voet staat met de procedures die men ook had kunnen volgen.

Zoals die journalist ook kan zien dat de strijd tegen terreur flirt met de absurditeit: een aanslag wordt aangekondigd, en we slagen er niet in hem te voorkomen.

Het is dezelfde absurditeit die ons overviel op 23 april 1998. Tot op die dag kon de hele gevangenisbevolking van België ontsnappen, maar niet Marc Dutroux.

Doorbraak, 15 november 2022


Eerder

De VRT mag zwijgen

Een van de dingen die ik door de jaren heen heb geleerd is dat er in de politiek over waardigheid wordt gesproken als er geen andere argumenten overblijven. Waardigheid is de tweelingzus van populi...

Lees het hele artikel

Ampe vs de Macht

Het is vaak simpel. Er is een Stemtest van de Vlaamse openbare omroep maar die blijkt beperkt tot the powers that be. In een samenleving als de onze moet je dat dan uitgelegd krijgen. Zeker als bli...

Lees het hele artikel

De Tafel van Gert

Journalisten zijn slechte verliezers. Als elk medium hetzelfde interview wil en één omroep gaat ermee lopen, dan wordt fair play opgegeven en spelen alleen corporatisme en eigenbelang. Journalistie...

Lees het hele artikel

Arme Melissa

Met Conner wonnen we aanhang; zonder Conner verloren we er. En dus moet het weer over Conner gaan. Want zolang we het over Conner hebben, kunnen we zwijgen over de begroting en de staatsschuld. Het...

Lees het hele artikel