Taalstrijd

Het hing boven het bord in het vijfde studiejaar: Er is geen andere keuze, ABN is de leuze. Het had puntiger gekund, maar het was de huisvlijt van meester Rijckaert. We spraken toen allemaal dialect, en in de klas schoon Vlaams. Meester Rijckaert maakte daar begin jaren zestig ABN van; ook op de koer, zeg liever ‘speelplaats’, zei hij. En we deden dat.

Niet altijd met succes. Ik herinner mij de jongen die huilend naar de meester liep en zei: meester, ze maken mij uit voor jeker. Die jeker, dat was een poging tot hertaling van wat in Oostakker als [ʓɪɘkɘr] klinkt. Want dat hadden we wel: een systeem om dialect om te zetten in ABN. Maar soms werkte dat niet. Het woord zeikerd was bovendien volstrekt onbekend.

In de middelbare school was er een ander, strikter systeem: de ABN-kaart. Je kreeg strafpunten als je dialect sprak. En lessen dictie, verplicht voor iedereen. En in mei 68 stuurden (vooral) pastoors ons de straat op, voor de goede zaak. Maar niet zonder taaladvies. Jongens, het is Leuven Vlaams, met lange aa, niet Vloms

Nog later, in het eerste jaar Germaanse, was er verplicht Taallabo Uitspraak. Wie daar in mei nog geen groen licht had, mocht het eindexamen vergeten. Net zoals – weer later – bij het journalistenexamen van de BRT. We startten met 1400. Maar na de eerste stemtest  vielen er al meer dan 1000 mensen af. En dan kwam er enkele maanden later nog een tweede stemtest.

Met twaalf begonnen we aan de stage. De vraag was wie van ons de eerste blauwe brief zou krijgen van de taalraadsman. Briefje zonder franje in een blauwe envelop. “U zei en dat was onzinnig, onnozel, onverstaanbaar, flauw en vooral fout. In helder Nederlands zeggen we ...” Wie veel blauwe brieven had, had veel problemen.

Eugène Berode heette de man. Als ik hem later beter leerde kennen begreep ik dat hij alleen maar bezig was met heldere communicatie, en dat goed Nederlands daar een wezenlijk onderdeel van is. Hij verdient een standbeeld. 

En er was nog meer. Als je het middernachtnieuws had gelezen, gebeurde het geregeld dat op de verlaten radioredactie de telefoon rinkelde. Aan de andere kant zei dan een onmiskenbaar Nederlandse stem: ‘Ik eis mijn kijk- en luistergeld terug! Met Van het Groenewoud!’ Dat was de vader van Raymond. Over de fouten tegen het Nederlands die je had gemaakt.

Veertig jaar later krijg ik telefoon van een dertiger. Hij had mij gezien op televisie, zei hij. Een fragment uit de jaren tachtig. Hij had gemerkt dat we rookten in de studio, en moest daarom lachen. En toen kwam het: Maar waarom sprakte gulder Ollands? Ik ontwijk lafhartig het enige redelijke antwoord: dat hij een slachtoffer van ons ingestorte onderwijs is. Ik zeg dat het toen was wat het toen was.

Het deed me denken aan het verhaal over Hugo Claus die ’s nachts in het centrum van Antwerpen rondloopt en wordt aangesproken door een beschonken West-Vlaming die kennelijk niet weet wie voor hem staat. Claus antwoordt iets, waarop de West-Vlaming: ghi vulen Ollander!

Het doet me denken aan Egmont, de prachtige voorstelling over de Tachtigjarige Oorlog. Met fantastische muziek, en met twee vertellers: een zeventiger, Jan Decleir, en een prille veertiger, Roy Aernouts. De eerste in heerlijk Nederlands, de ander in Vlaams uit de Noorderkempen. Het is ook nu wat het nu is. Helaas.

En toch. Niettemin. Desondanks. Het is een bijzonder dwaas plan van de openbare omroep om de taalzorg te laten schieten, en meer ruimte te laten voor tussentaal.

Voor alle duidelijkheid: men gaat dat ook doen; eigenlijk is dat al bezig. Maar toen de taalraadsvrouw dat ook met zoveel woorden zei kwam er zoveel tegenwind dat alleen nog de noodrem overbleef: de krant had het verkeerd begrepen, had niet weergegeven wat werd bedoeld. (De krant liet weten dat het hele stuk vooraf was voorgelegd en goedgekeurd.)

De taalraadsvrouw kwam dat in De Ochtend ook toelichten; zonder twijfel op bevel van hogerhand. In een warrig interview. Onder meer – de vraag was zo voorspelbaar als de zonsopgang – over het taalgebruik van Tom Waes in Het Verhaal van Vlaanderen. De taalraadsvrouw vond het moeilijk daarover iets te zeggen, ze was daar niet bij betrokken. Moest ik de keuze hebben… Ze zweeg. Maar wellicht omdat het haar begon te dagen dat die ‘moest’… Allez, wa was da nu weeral?’

Toch was het ook interessant. Het ging namelijk opvallend veel over diversiteit. De VRT, vond ze, moest ook een stuk – vraag is altijd welk stuk - de maatschappij laten horen. Over dialecten of horen waar iemand vandaan komt, ging het niet. Wel over de taal van Vlamingen die niet Nederlands als eerste taal hebben, met andere accenten. Het was een kwestie van afstemmen op de realiteit. Van woke dus. Ook hier. En ja, tussentaal vond ze geen fijn woord.

Hé broer, hedde gij nog wa nuws jong?

Doorbraak, 21 februari 2023


Eerder

Leve de werkelijkheid

Het was een opvallend moment. Geert Wilders in debat met Rob Jetten, boegbeeld van het links-liberale D66. Wilders heeft nagetrokken dat Jetten, minister van Klimaat in het demissionaire kabinet Ru...

Lees het hele artikel

Nieuw Sociaal Contract

Ik heb het vele keren gedaan voor de VRT: verkiezingsprogramma’s maken. Het eerste was de vinger op de zere plek leggen, proberen te bepalen waar de verkiezingen over gingen. Wanneer je dat doorhad...

Lees het hele artikel

Een uphill battle

Het is zo ver: Doorbraak zit al een kleine week in een nieuw jasje. Er is een vaste ploeg die beslagen op het ijs staat, er zijn ook nieuwe mensen die voor Doorbraak schrijven. Het is tijd voor de ...

Lees het hele artikel

Raar, en het doet zeer

Ik kreeg het van jongs af aan ingelepeld. Toen ik nog maar nauwelijks kon lezen zag ik het in verschillende talen op de toren staan: Nooit meer oorlog. Het is lange jaren meegegaan. Het werd een L...

Lees het hele artikel